Petrus Alamire, muziekuitgever
Petrus Alamire kopieerde en verkocht luxueuze muziekhandschriften vanuit Mechelen, dat in de vroege 16de eeuw de feitelijke hoofdplaats van de Nederlanden was.
In het Antwerpen van de 16de en 17de eeuw was één familie even cruciaal voor de ontwikkeling van klavierinstrumenten als de Italiaan Stradivarius dat was voor snaarinstrumenten. Zijn familie kwam waarschijnlijk uit Duitsland, maar Hans Ruckers werd in Mechelen geboren. Rond 1575 verhuisde hij naar Antwerpen. Hij bouwde virginalen en klavecimbels. Dat zijn eenvoudige klavierinstrumenten, voorlopers van de piano. Ruckers speelde niet alleen een belangrijke rol in de technische evolutie van het instrument, maar raakte ook bekend voor de sierlijke vormgeving en rijke afwerking van zijn klavecimbels. En de uitstekende klank uiteraard. Zijn signatuur ‘HR’ werd een waar kwaliteitsmerk.
Het Museum Vleeshuis in Antwerpen wijdt aandacht aan ‘Antwerpen Klavecimbelstad’ en bezit instrumenten van de Ruckers.
In de 15de en 16de eeuw waren de Nederlanden absolute trendsetters in de Europese muziekwereld. Toen de Tachtigjarige Oorlog vanaf 1568 de Nederlanden in rep en roer zette, zochten vele componisten en muzikanten andere oorden op. De Italiaanse muziek nam vervolgens het voortouw. Maar instrumentenbouwers en muziekdrukkers bleven in grote handelssteden als Antwerpen heel invloedrijk.
Rijke – en zelfs minder rijke – burgers omringden zich steeds meer met kunst, en ook de muziek hoorde daarbij.
De klanken die voordien vooral in kerken en aan de grote hoven weerklonken, drongen nu door in huiselijke kring. De virginalen en klavecimbels van Ruckers waren bij uitstek een huisinstrument: ze staan op talrijke schilderijen en gravures uit die tijd afgebeeld in een burgerlijke context. Ook opstandelingen zoals de geuzen profileerden zich als amateurmusici, vaak in de volkstalen.
Ook het Snijders & Rockoxhuis in Antwerpen heeft een 17de-eeuwse Ruckers.
Hans Ruckers bouwde een gestroomlijnd atelier uit. Zijn oudste zoon Joannes nam het later over. In het atelier werden er zo’n 1500 instrumenten vervaardigd. Zo’n 130 ervan werden bewaard. Je kan ze in muziekmusea over de hele wereld bewonderen. Rond het midden van de 17de eeuw eindigde de gouden tijd voor de familie, maar hun instrumenten bleven tot aan het einde van de 18de eeuw in heel Europa fel begeerd dankzij hun uitzonderlijke klankschoonheid. Daarna trad de piano steeds meer op de voorgrond.
Het Muziekinstrumentenmuseum in Brussel heeft een omvangrijke collectie, waaronder een klavecimbel van Joannes Ruckers.