Iedereen een klavecimbel in huis
In de 16e eeuw haalden burgers muziek in huis, zoals de klavecimbels en virginalen van Hans Ruckers, de Stradivarius van de klavierinstrumenten.
In 1544 verscheen bij de Antwerpse drukker Jan Roulans een klein boekje met teksten van 221 ‘schoon liedekens, oude en nyeuwe, om droefheyt ende melancolie te verdrijuen’. Er stonden politieke liedjes in, maar ook schunnige, waarin monniken en nonnen losbandig gedrag vertoonden.
De kerkelijke overheid vond het boekje daarom maar niks en plaatste het in 1546 op de index van verboden boeken.
Roulans bleef clandestien boekjes drukken en stierf uiteindelijk in de gevangenis. Hij maakte in zijn liedboek een onderscheid tussen oude en nieuwe liedjes. De oude waren al lang bekend. ‘Het daghet in den oosten’ was er zo eentje. Het is een middeleeuws lied over een jonge vrouw die na de dood van haar geliefde in een klooster intreedt. Net als vele andere oude liedjes verscheen het in het Antwerps Liedboek voor het eerst in druk.
Luister binnenkort naar een moderne adaptie van het Antwerps Liedboek.
De auteurs van de meeste teksten zijn onbekend, behalve de Oudenaardse rederijker Matthijs de Castelein. De rederijkers waren stedelingen die zich vanaf de 15de eeuw overal in de Nederlanden in zogenaamde rederijkerskamers verenigden. Daar beoefenden ze samen poëzie en voordracht. Veel van de nieuwe liedjes in het Antwerps Liedboek pasten in de stijl van de rederijkers, met complexe rijmschema’s.
In Het Stadmus in Hasselt kan je gaan kijken naar het Coemans-handschrift uit 1611, een van de rijkste verzamelhandschriften met dramatische literatuur uit de rederijkerstijd.
Terwijl in de kerk in het Latijn gezongen werd, maakte de wereldse muziek vooral gebruik van de volkstaal.
In de 16de eeuw bloeide naast de Franse en Italiaanse ook de Nederlandstalige muziek. Het ging daarbij niet alleen om ‘volksmuziek’: ook de polyfonisten, die meerstemmige muziek voor kerk en adel schreven, gebruikten soms het Nederlands.
Van het Antwerps Liedboek bleef maar één exemplaar volledig bewaard. In de 19de eeuw kwam het onder de aandacht van onderzoekers met interesse in het volkslied. Bij de folkrevival in de jaren 1970 vond een nieuwe generatie Nederlandstalige zangers inspiratie in deze unieke bron.