De groententuin van Europa
Heerlijke zongerijpte tomaten, malse blaadjes sla, frisgroene boontjes… De lekkerste groenten van Europa komen uit… Mechelen! Ontdek deze geschiedenis om bij te watertanden.
Minder dan twee eeuwen geleden, in 1845-1847, woedde er een vernietigende hongersnood op het Europese platteland.
In België kostte die het leven aan zo’n 44.000 mensen, vooral in Oost- en West-Vlaanderen.
De oorzaak was een toen nog onbekende schimmelziekte, die de aardappel aantastte.
De oorspronkelijk uit Zuid-Amerika afkomstige knolgroente veroverde tegen het midden van de 18de eeuw haar vaste plaats in ons dieet. Aan het begin van de 19de eeuw had haast elke landbouwer in Vlaanderen aardappelen op zijn velden staan. Ze waren makkelijk te telen, voedzaam en hadden een hoge opbrengst. Bij een goede aardappeloogst dienden ze ook als voer voor dieren.
Het duurde niet lang voor de aardappel het graan evenaarde als essentieel voedingsgewas.
Het succes van de aardappel hield risico’s in. De Belgische landbouw was in de 19de eeuw nog een zaak van kleinschalige akkerbouw. Landbouwers haalden wel goede rendementen, maar de financiële verloning was niet altijd hoog. Vele landbouwfamilies moesten bijverdienen met thuisarbeid, zoals de verwerking van vlas tot linnen in West-Vlaanderen. Die thuisnijverheid stond echter onder druk door de industrialisering. Bovendien groeide de bevolking snel.
Leer meer over vlas en linnen in Texture in Kortrijk.
Openluchtmuseum Bachten De Kupe geeft een beeld van het pre-industriële West-Vlaamse platteland.
Het was een kwetsbaar systeem, wat bleek in de zomer van 1845. Die was bijzonder vochtig, omstandigheden waarin de schimmel Phytophthora Infestans gedijde.
De schimmelziekte werd voor het eerst in de buurt van Kortrijk opgemerkt.
In nauwelijks enkele maanden verspreidde ze zich over heel Noordwest-Europa.
In Ierland maakte de ‘Great Famine’ ongeveer een miljoen slachtoffers. Ook in Vlaanderen was de tol hoog. De armoede op het platteland hield nog decennia aan, en net als de Ieren zochten vele Belgen betere oorden op. Ze emigreerden bijvoorbeeld naar Noord-Amerika. Er zouden nog plagen volgen, zoals de coloradokever in de jaren 1930, maar zo erg als in 1845-1847 zou het nooit meer worden. Vooral Oost- en West-Vlaanderen droegen nog lang het imago van ‘Arm Vlaanderen’ met zich mee.
In het Antwerpse Red Star Line Museum leer je over de emigratie naar Amerika.
Het Fransmansmuseum in Koekelare is gewijd aan de Vlaamse seizoensarbeiders die naar Frankrijk trokken, onder andere om aardappels te rooien.