De wagenmaker
Op het platteland was het lange tijd nodig om een manusje-van-alles te zijn. Toch waren er ook gespecialiseerde vakmensen in elk dorp. In veel dorpen was er dan ook een wagenmaker.
De keuze om erfgoed te beschermen, komt vaak pas wanneer dat erfgoed dreigt te verdwijnen. In de eerste helft van de 20ste eeuw doorkruisten nog geen snelwegen het Vlaamse platteland en was de lintbebouwing nog maar gestaag aan haar opmars begonnen. Toch merkten sommigen op dat een manier van leven, werken en wonen die eeuwenlang niet zo bijster veel was veranderd, aan het verdwijnen was. Wetenschappers, kunstenaars en politici zagen dat met nostalgische ogen en een flinke dosis romantisering aan. Enkelen van hen besloten tot actie over te gaan.
Het platteland als gids voor het verleden?
In het interbellum begonnen volkskundigen de plattelandsarchitectuur te inventariseren, vaak op basis van veldonderzoek. Hoe mensen woonden, bleek logischerwijs sterk afhankelijk van waar ze woonden. In minder vruchtbare gebieden, zoals de zanderige Kempen, trof je langgevelhoeves aan, met woonhuis, stal en schuur onder één dak. In leemrijke streken vond je veel vakwerk, met muren uit hout, leem en stro. Welvarende regio’s zoals Haspengouw herbergden grote bakstenen vierkantshoeves die soms op kastelen leken.
Kunstschilder Charles Wellens, Limburgs gouverneur Louis Roppe en heemkundige Jozef Weyns wilden verder gaan. Zij wilden niet alleen beschrijven, maar ook bewaren. Naar Scandinavische en Nederlandse voorbeelden droomden zij van een openluchtmuseum, met boerderijen en andere plattelandsgebouwen. Die zouden ze overal in Vlaanderen afbreken en in het museum weer opbouwen.
In het Administratief Centrum van Lummen kan je de Eregalerij Charles Wellens bezoeken, met werk van de kunstenaar.
Bezoek daarnaast ook de Wellenshoeve in Bokrijk.
Het Vlaams openluchtmuseum
Op 6 oktober 1953 besloot de provincie Limburg in Bokrijk een openluchtmuseum van het Vlaamse boerenleven op te richten. In 1958 wandelden de eerste bezoekers binnen, hetzelfde jaar dat er in Brussel op Expo 58 met de technische vooruitgang werd gepronkt.
Openluchtmuseum Bokrijk geeft een beeld van het pre-industriële Vlaamse platteland.
In Wallonië heb je het openluchtmuseum Musée de la vie rurale en Wallonie in Saint-Hubert.
De heropbouw van elders afgebroken woningen was al in 1954 begonnen met de Engelenhoeve uit Lummen, een typische Kempense langgevelhoeve. Een team van arbeiders verplaatste de volgende jaren woonhuizen, schuren en stallen, molens, een herberg en een brouwerij, twee dorpskerkjes, bakhuizen, waterputten, …. Het museum telt vandaag 124 historische gebouwen, voornamelijk uit de late 17de tot 19de eeuw. Ze zijn per cultuurlandschap rond enkele dorpspleinen geordend: de Kempen, Haspengouw en Oost- en West-Vlaanderen.
Bezoek het Openluchtmuseum Bachten de Kupe, een museum dat soms 'klein Bokrijk' wordt genoemd.
Het openluchtmuseum Bachten de Kupe is niet de enige erfgoedinstelling met de bijnaam 'klein Bokrijk'. Deze titel komt ook Heemerf de Waaiberg in Kasterlee toe.