Polynesische tatoeages
Eind 19de eeuw bevond een volgetatoeëerde man uit Samoa, een eiland in Polynesië, zich in Brussel toen hij stierf aan de mazelen.
Heel veel menselijke samenlevingen gebruikten permanente, onvrijwillige lichaamsversieringen om mensen te merken en uit te sluiten. In de Griekse en Romeinse oudheid kregen slaven of (krijgs)gevangenen tekens op hun lichaam gebrand of getatoeëerd. In Japan strafte men criminelen tijdens de Edoperiode (1603-1868) met de irezumi kei: moordenaars kregen een tatoeage op hun hoofd, dieven op de arm. Ook in het Westen kregen gevangenen of gedeserteerde soldaten straftekens op hun lichaam. Op die schending van de lichamelijke integriteit kwam kritiek, maar de praktijk duurde voort tot in de 19de eeuw.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog gebruikten de nazi’s het merken van hele bevolkingsgroepen als manier om hen te identificeren en uit te sluiten. Dat gebeurde met tekens op de kledij, zoals de Jodenster. In Auschwitz, het grootste nazivernietigingskamp, werden al snel tatoeages ingezet. In 1941 kregen krijgsgevangenen uit de Sovjet-Unie een nummer op de borst. Vanaf 1943 kregen alle gevangenen op hun voorarm een nummer getatoeëerd en soms een teken erbij: Joden kregen een driehoek, Roma een ‘Z’.
Overlevers lieten hun kampnummer vaak verwijderen na de oorlog. Niet Regine Beer, een van de weinigen die terugkeerden van Auschwitz. Zij getuigde over de verschrikkingen van de Jodenvervolging. Haar blauwe tatoeage met het nummer A 5148 behield ze als herinnering en als bewijs van de ondenkbare gruwel van Auschwitz. Daarom ook liet ze haar tatoeage na haar overlijden in 2014 na aan het museum Kazerne Dossin in Mechelen.
Leer meer over Auschwitz en de holocaust in de Kazerne Dossin in Mechelen.
Amnesty International bericht dat ook vandaag sommige regimes tatoeages inzetten om gevangenen te markeren. In 2005 stelde een Amerikaans congreslid zelfs nog voor om mensen besmet met HIV van een tatoeage te voorzien om hen te kunnen identificeren…