In 1885 verenigden Vlaamse, Waalse en Brusselse socialisten zich in de Belgische Werkliedenpartij (BWP). De partijleiding vermeed bewust het beladen woord 'socialisme'.

Ze vreesde dat ze anders de arbeiders zou afschrikken. Het belangrijkste strijdpunt was het algemeen stemrecht. De eerste stap in de goede richting was het enkelvoudig stemrecht voor mannen in 1919. Daardoor mocht elke man 1 stem uitbrengen. Het was wachten tot 1948 vooraleer ook vrouwen mochten stemmen.

Het was belangrijk voor de nieuwe partij om nieuwe leden te werven onder de arbeiders.  Daarvoor gebruikten ze kleurrijke affiches. Die spraken meer aan dan een saaie tekstaffiche. Regelmatig gebruikten de ontwerpers de ornamenten en letters van de nieuwe art-nouveaustijl. Zo werd visueel duidelijk dat een nieuwe maatschappij in de maak was.

Ook de volkshuizen trokken leden aan. Hier kon de partij sympathisanten overtuigen tijdens grote bijeenkomsten. Dankzij een bakkerij bezorgden ze de leden dagelijks brood van een goede kwaliteit. Taartjes en ontbijtkoeken waren hier nog niet te vinden. De eerste Brusselse arbeidersbakkerij produceerde in 1882 zelfs 3,6 miljoen kilo brood. In een kruidenierswinkel konden leden terecht voor levensnoodzakelijke behoeften. Met de verkoop van goedkope zeep hoopte de partij de hygiëne van de leden te verbeteren.

Het eerste socialistische volkshuis in Brussel opende de deuren in 1899. Het Maison du Peuple werd ontworpen door de bekende art-nouveau-architect Victor Horta. Het sneuvelde in 1965 onder de sloophamer.

Gelukkig staat het Gentse volkshuis Ons Huis (1897-1902) aan de Vrijdagmarkt nog overeind. Voor ontspanning en een lekkere maaltijd konden de Gentse socialisten ook terecht in het Feestlokaal Vooruit (1911-1913).