
Vis op vrijdag
Abdijen zoals Herkenrode bezaten veel gronden voor landbouw, veeteelt én viskweek. Belangrijk voor christenen, die geen vlees mochten eten op vrijdagen.
In Oostduinkerke kan je in de lente en in de herfst een bijzonder schouwspel bewonderen. Rond laagtij trekken vissers er op Brabantse trekpaarden de golven in. Langs de kustlijn vangen ze met hun sleepnetten kilo’s heerlijke garnalen.
Garnalen vissen of ‘kruien’ gebeurde al in de 16de eeuw langs de Noordzeekust.
Garnaalvissers waren echte vakmannen, met een grote kennis van de zee. En terwijl de mannen met paarden in het water gingen, trokken hun vrouwen te voet door de branding om garnalen te vangen.
Voor veel arme vissers was garnalen kruien oorspronkelijk een manier om wat bij te verdienen tijdens de wintermaanden. De rest van het jaar visten ze op de Noordzee in haringbuizen, een speciaal scheepstype om haring te vangen. De garnalen verrijkten bovendien hun vaak magere dieet. Zeker op vrijdagen, want dan verbood de Katholieke Kerk gelovigen om vlees te eten.
In het binnenland hadden garnalen een heel andere status. Omdat ze snel bedierven, was het moeilijk om de schaaldiertjes over grote afstanden te vervoeren. Dat maakte ze duur én exclusief. Vanaf de 14de eeuw stonden garnalen daarom als lekkernij op het menu bij edellieden en vorsten, zoals de Bourgondische hertogen. In de 17de eeuw waren de diertjes dan weer een populair onderwerp bij schilders van stillevens. Dat soort schilderijen sierde vaak de muren van rijke burgerhuizen.
Vanaf de 20ste eeuw konden meer mensen zich garnalen veroorloven. Die kwamen echter steeds minder uit de netten van vissers te paard. Vandaag zijn er alleen nog in Oostduinkerke een 16-tal traditionele garnaalvissers actief. Sinds 2013 is hun ambacht zelfs erkend als werelderfgoed. En ook het garnaalvissen te voet is weer aan een opmars bezig in Oostduinkerke. De vrouwen van De Stienestekers blazen de traditie nieuw leven in.