
Openluchtmuseum Bokrijk
In het interbellum begonnen volkskundigen de plattelandsarchitectuur te inventariseren, vaak op basis van veldonderzoek. Hoe mensen woonden, bleek logischerwijs sterk afhankelijk van waar ze woonden.
Heb je er ooit van gedroomd om een molenaar te zijn? Je kan er nog steeds een opleiding voor volgen in Vlaanderen! Of je kan op bezoek in een nog werkende molen. Zo zijn er tientallen. Bijvoorbeeld de Liermolen in Grimbergen. Dat is een graanwatermolen op de Maalbeek uit de 17de of 18de eeuw. In de middeleeuwen stond er een nog oudere molen die eigendom was van de familie de Lire – vandaar zijn naam. In 1341 kocht de abdij van Grimbergen hem.
De wondere weg van het brood
Al zo’n 10.000 jaar eten mensen brood. Om brood te bakken heb je gemalen graan nodig, en om graan te malen heb je kracht nodig. Die kan komen van de spierkracht van mens of dier, maar nog beter van wind of water. De bekende molens met wieken dateren uit de 11de of 12de eeuw en vormden een belangrijke technologische vernieuwing. Veel ouder is de watermolen, waarbij de kracht van stromend water een rad laat draaien. Waterraderen waren al bekend in de oudheid, bij de Mesopotamiërs en later de Grieken en Romeinen. Eerst lag het rad horizontaal, maar al snel bleek dat verticaal veel efficiënter was.
De aanwezigheid van molens in het Vlaamse landschap
De vermoedelijk oudste watermolens van de Lage Landen dateren uit de 8ste eeuw. Tegen 1846 stonden er maar liefst 2739 in België (en 2634 windmolens). In Vlaanderen waren er zo’n vijf per vierkante kilometer. Dat aantal brokkelde door de oprukkende mechanisering gestaag af. Tegen 1930 was de economische rol van de molenaar helemaal uitgespeeld.
Tot aan de 20ste eeuw was de molenaar of maalder echter een vitale schakel in het plattelandsleven. Hij werd deels in natura betaald – met meel dus. Het was hard en soms gevaarlijk werk. Niet alleen de molen, ook de molenaar zelf was een iconisch figuur. Molens en molenaars spelen daardoor een rol in tal van volksverhalen.
Het molenaarsambacht werd in 2020 erkend als immaterieel Vlaams erfgoed.